Vraag de gemiddelde internationale toerist of ze wel eens in Roquetas de Mar op vakantie zijn geweest en het antwoord zal ‘nee’ zijn. De kust van Almería is veel bekender bij de Spaanse vakantieganger, vooral mensen uit het binnenland en Madrid brengen er graag de zomer door. Het is een goede plek voor relaxed nazomeren, om lekker te eten en te genieten van het strand.
Zodra je in de buurt van de provincie Almería komt wordt het landschap er niet echt mooier op. Een zee van plastic met als achtergrond de bergen en de Middellandse Zee. De meest bekende stranden zijn die van het natuurpark Cabo de Gata, een stuk oostelijker, voorbij de stad Almería. Maar de drukstbezochte stranden in de zomer zijn die van Roquetas de Mar en Aguadulce, ongeveer 20 kilometer ten westen van de provinciale hoofdstad.
Inwoners van beide plaatsen zeggen dat die van hun buren het meest toeristisch is maar in mijn ogen valt het allemaal reuze mee, zeker in vergelijking met de Costa Blanca en de Costa del Sol.
Mar de plástico
Langs de A7 loopt het ene industrieterrein over in het andere, allemaal vol transportbedrijven, conservenfabrieken en zaadleveranciers. De kassen strekken zich op sommige plaatsen uit tot vlak aan de kust, het is duidelijk dat men hier voornamelijk van de tuinbouw leeft. Heel even twijfel ik over mijn keuze om hier een paar dagen door te brengen en vraag me af of ik niet even ergens in die kassen zou kunnen kijken.
Via buitenwijken die me aan de voorsteden van Dar Es Salaam doen denken met hun gezelligheid op straat, kleine winkeltjes die van alles en nog wat verkopen en de prachtig gekleurde jurken van vrouwen, rijd ik het stadje zelf binnen. Heel Spaans met een wirwar van bouwstijlen, plantenbakken waar ook maar een beetje ruimte is en verwijzingen naar de verschillende stranden en de ‘urbanizaciones’.
Geen ‘tourist go home’
Mijn appartement ligt bij de Playa de Bajadilla, in de buurt van het Castillo Santa Ana. Ik vraag de eigenaresse naar het toerisme hier en haar antwoord is “daarvoor moet je bij de urbanizaciones zijn”. De rest van de stad is vooral om te wonen. In die urbanizaciones staat voornamelijk laagbouw, meestal uit de jaren tachtig en negentig maar er wordt ook hier en daar wat nieuws gebouwd in de blokkendoosstijl die tegenwoordig op veel plekken de overhand heeft. In die buurten vind je ook de straten vol met barretjes, restaurants en souvenirwinkels. Ik besluit er snel weer weg te gaan en zoek een restaurantje dichter in de buurt van het centrum. En wat een zaligheid, niemand die me in het Engels aanspreekt.
Keurig Spaans
Ik kwam voor een paar daagjes strand en besluit er meerdere te bezoeken. Na een ontbijtje in de vissershaven van Roquetas rijd ik naar Playa de Los Bajos. Aan de ene kant van de zandweg het strand, aan de andere kant een stuk natuur. Prima plek voor ochtendje met een boek en zo nu en dan een frisse duik. Er zijn geen chiringuitos hier dus ik besluit voor de lunch naar Aguadulce te gaan. Ondanks dat de inwoners wat anders zeggen, doet het hier wel toeristischer aan, waarschijnlijk omdat de mensen die in de kassen werken bijna allemaal in Roquetas wonen. Ook hier weer fleurige straten en veel restaurantjes. In de sporthaven zitten de hippere tenten, langs de Paseo de Marítimo een keur aan bars en restaurants waar natuurlijk veel vis op het menu staat.
De stranden en de stadjes hebben me overtuigd, het is een goede plek voor een korte vakantie. Deze plek heeft iets fascinerends, juist door de zeeën van water en plastic die hier bij elkaar komen. Ik heb een gelukje, de eigenaresse van het appartement heeft me uitgenodigd in haar kassen in het buitengebied van Roquetas de Mar. Vanwege de hitte, het is ruim 30 graden, werken ze tot 13 uur dus ik kom zo vroeg mogelijk. María José Fernández Tarifa opent de deur van de kas zo min mogelijk en sluit deze meteen weer zodra ik binnen ben. Er mogen geen virussen en bacteriën van buiten binnen komen.
Gutsend zweet
Zij ziet er fris en fruitig uit, ik voel me bij binnenkomst meteen verlept, hoe kunnen mensen hier werken? Ze lacht en zegt dat ze al sinds ze een kind is met haar opa in de kassen werkt, het is warm inderdaad maar dit is nog niets vergeleken met de zomer. “Het werk op zich is niet zwaar, we hebben een karretje waar we de kratten voor de groente opzetten en gaan zo de planten langs om te plukken. In het voorjaar en deel van de zomer verbouwen we puntpaprika’s, in de winter komkommers” vertelt María José.
Als het tijd is voor de oogst wordt er per dag gemiddeld 5.000 kilo geplukt. Dat doet ze samen met haar man Javier, soms de kinderen en een aantal tijdelijke werknemers. “De Spanjaarden willen niet in de kassen werken, die zitten liever op een kantoor waar ze overigens hetzelfde verdienen als hier. Ook bij ons werken Afrikanen, dat is al heel lang gebruikelijk in de regio, de toestanden van uitbuiting zijn echter al wel lang voorbij.”
Bacteriën tegen bacteriën
In al die jaren dat de familie in de tuinbouw zit is er wel meer veranderd. De vele kassen in het gebied gebruiken veel water en dat is steeds schaarser. Grote ontzoutingsinstallaties voorzien de bedrijven en de inwoners van al het benodigde water. Ik zie aan verschillende planten kleine zakjes hangen en op diverse plekken hangen gekleurde vellen. “De regels voor het gebruik van pesticiden zijn veel strenger geworden, sowieso willen de klanten geen resten op hun eten. Die gele vellen zijn om insecten te vangen en in die zakjes zitten bacteriën die diverse ziekteverwekkers onschadelijk maken.”
Regels niet voor iedereen
En daarmee komen we meteen bij een pijnpunt: de import van groenten en fruit uit andere continenten. “Telers hier moeten aan allerlei regels op het gebied van voedselveiligheid en arbeidsvoorwaarden voldoen. Onze oogsten worden door tussenhandelaren gemengd met die uit andere landen waar men veel goedkoper produceert en zich dus niet aan die regels houdt en verkocht als Spaans product. Of de multinationals kopen daar direct en laten ons links liggen. En dan is er nog het probleem met de prijzen, wij hebben daar niet veel over te zeggen. We krijgen nu 70 cent per kilo en in de winkel betaalt de consument twee euro voor die kilo. Tussenhandelaren mogen best betaald krijgen voor hun werk maar de verhoudingen zijn zoek” aldus María José.
Lekker!
Ik heb nog een prangende vraag: moet dat nu echt al dat plastic? “Glazen kassen zoals jullie die in Nederland hebben zijn niet te betalen. Het is voor ons goedkoper om elke vier jaar alles te vervangen, het plastic kan gelukkig wel gerecycled worden.” De paprika’s uit de kassen van Maria José gaan op transport naar de supermarkten in het noorden van Europa. Behalve één kistje, die is naar de provincie Málaga vervoerd en met smaak verorberd.