Hoe meer je de landschappelijke pracht van Zuid-Spanje leert kennen, des te groter wordt het besef dat er nog zoveel nieuwe plekken te ontdekken vallen, zowel op als và n de gebaande paden. Voor de route in dit nummer van ESpecial Life togen wij naar een bijzondere kloof in de provincie Granada. We hadden zin in een spectaculaire omgeving en wat uitdaging.
Tekst & foto’s: Else Beekman
‘Be careful what you wish for, you may get it’, concludeerden wij later terwijl we vervaarlijk wiebelend op een gammele hangbrug over de rivier de CacÃn ons evenwicht probeerden te bewaren. Een ‘brug’ bestaande uit wat balkjes bijeengehouden door metaaldraad met ‘leuningen’ van hetzelfde materiaal. Of nog iets later, toen we min of meer ‘abseilend’, ons vastklampend aan een grof touw langs vrij steile rotswand omlaag bewogen. Afgezien van die paar ‘oh jee, wat nu-momentjes’ hebben we absoluut geen spijt dat we deze route hebben gekozen. Integendeel. We willen morgen wel weer terug! Wat een toffe route en wat verbazingwekkend dat we amper andere wandelaars tegenkwamen! Hoe bestaat het dat zo’n afwisselende wandeling, waarin – naast de hangbruggen, de loodrechte trappetjes en de immense overhangende rotsen – ook een mirador, een azuurblauw stuwmeer, een ‘Romeinse brug’ en een prehistorische vindplaats bijzondere elementen vormen, niet veel beroemder is!? De Caminito del Rey is er niets bij. Oké, dat is een beetje overdreven, maar toch, qua dramatische omgeving, avontuurlijkheid en afwisseling van de route en doet deze in onze optiek zeker onder voor zijn veel beroemdere broer in de provincie Málaga.
De kloofwandeling
De Tajo de los Bermejales ligt ten noorden van het natuurpark Sierra de Tejeda, Almijarra y Alhama, tussen de plaatsen CacÃn en Bermejales. Tajo is het Spaanse woord voor ‘jaap’ en we hebben met eigen ogen kunnen vaststellen dat het dat zeker is: een meanderende jaap door het verder vriendelijk glooiende landschap, waar olijfboomgaarden de boventoon voeren. Terwijl we onze wandeling thuis voorbereiden, zien we op de satelietfoto van Google Maps de rivier als een duidelijk groen lint door het bruin-gelige landschap slingeren dat is bedekt met minutieuze zilvergroene stipjes die als we inzoomen duizenden olijfbomen blijken te zijn. De route begint bij de kerk Iglesia de la Inmaculada in Bermejales. Daar parkeren we onze auto in de schaduw van de pijnbomen en lezen de informatie op het bord over de route en de prehistorische rijkdommen die er in de omgeving zijn gevonden. De route is ruim twaalf kilometer lang, circulair, duurt een kleine vier uur en het hoogteverschil dat je aflegt is maximaal 200 meter.
Mirador
Het eerste punt waar we, na een paar honderd meter te hebben afgelegd, stoppen is de mirador de los Bermejales. Hiervandaan hebben we een fraai zicht op het groenblauwe stuwmeer dat luistert naar dezelfde naam, de vegetatie ervoor en het glooiende Andalusische landschap er omheen. De bouw van de stuwdam, om het water van de rÃo CacÃn op te vangen, werd in 1952 afgerond. Als het meer maximaal gevuld is, past er 104 miljoen kubieke meter water in. Hier staat ook een bord met informatie over het ontstaan van de indrukwekkende kloof en de prehistorische vondsten die er werden gedaan, waaronder de beroemde ‘Olla de los tajos del CacÃn’, een keramische, bolvormige pot van klei uit het Neolithicum en een van de meest representatieve in zijn soort uit dat tijdperk van het Iberisch Schiereiland. We verlaten de mirador en bij het kruispunt volgen we een smal pad omlaag en kruisen een droge rivier die we ook een stukje moeten volgen. Pas hier op met de losliggende stenen waarover je makkelijk uitglijdt als te weinig profiel onder je zolen hebt.
Vervolgens klimmen en dalen we afwisselend en passeren typisch mediterrane vegetatie met onder meer dennen en steeneiken en wat lager op de rivieroever populieren, vijgenbomen, eikvarens, mastiekbomen, bramen en riet. Na ongeveer 2,2 kilometer lopen bereiken we de eerste trap. Deze is van staal en helpt ons het pad te vervolgen na de loodsteile rots die we ermee overbruggen.
Ladders en koorden
De trap vormt voor ons het begin van het avontuurlijkste deel van de route die ons in, door en weer uit de kloof leidt en af en toe de rivier over laat steken. Honderd meter verder zien we het eerste koord dat ons houvast biedt, terwijl we een spleet tussen dikke rotsen passeren. Zonder koord was het ons al klauterend met handen en voeten waarschijnlijk ook gelukt, maar het is erg fijn dat het er hangt.
Bijna een kilometer later treffen we het tweede koord dat ervoor zorgt dat we niet uitglijden over de met losse stenen bedekte helling. Het derde koord helpt ons een stijle rotsachtige helling af te dalen. Het handigste is om dit te doen met je gezicht naar de berg gekeerd en zogezegd te ‘abseilen’, zoals het in klimmersjargon heet.
Voor kinderen maken de koorden de wandeling een stuk avontuurlijker dus die huppelen ook enthousiast vooruit in een onafgesproken wedstrijd wie het eerst de volgende uitdaging op de route bereikt. Ze doen ook het liefst zo’n helling met een touw een paar keer. Dus een blije kreet wijst ons erop dat ze de volgende ‘hindernis’ hebben bereikt: aan een loodrechte rots hangt een ielig touwladdertje die behoorlijk heen en weer slingert als we erop klimmen.
Hangbruggen
Achthonderd meter verder komen we bij de eerste hangbrug aan. Gelukkig zijn de bruggen op deze route niet al te hoog boven het water van de rivier bevestigd, zodat zelfs mensen met hoogtevrees deze waarschijnlijk wel durven te nemen, ook al schommelen ze nogal heftig, zeker als je er met meerderen tegelijk op gaat lopen. Maar ook hier geldt: hoe harder alles zwaait, hoe groter de hilariteit in ons gezelschap.
Het gedeelte van de route met koorden en hangbruggen bevindt zich tussen de 2,3 en 5,2 kilometer vanaf ons beginpunt. In totaal passeren we twee hangbruggen, waarvan touwen de leuningen vormen en twee houten bruggen. De hangbruggen zijn voor kleinere kinderen wat onhandig omdat de touwen die de leuningen vormen nogal hoog bevestigd zijn en het zo wiebelt. Maar met wat hulp vinden ze het eigenlijk vooral cool.
Immense rotsformaties
Onderweg bewonderen we herhaaldelijk de grillige geologische vormen die de rotsen van de kloofwand hebben aangenomen na miljoenen jaren vakkundig door de natuur gemodelleerd te zijn. Opvallend is hier en daar het kleurverschil tussen alle grijstonen en de meer geelbruinige kleuren. Die laatste doen het goed in de namiddagzon en contrasteren fijn met het felle groen van de planten en bomen bij het water. Af en toe lijkt het alsof een grote pers deze stenen aardlaag met zoveel oerkracht heeft geplet dat er allemaal dunne laagjes zijn ontstaan. In diverse holtes die we in de rotswanden ontwaren, schijnen ooit gebruikt te zijn door mensen om in te schuilen.
Op een gegeven moment kijken we op tegen honderd meter hoge rotswanden waarin het net lijkt alsof de natuur in reliëf een boodschap heeft achtergelaten. Het lukt ons niet, ook na lang observeren – waarbij we stiekem even bijkomen van het afwisselend klimmen en dalen op het laatste stuk – deze te ontcijferen. Spanjaarden hebben een toepasselijk woord voor als je steeds omhoog en omlaag moet lopen: ‘rompepiernas’, letterlijk een ‘benenbreker’. Onze spieren protesteren inderdaad enigszins.
Het ons omringende, verstilde natuurgeweld geeft ons een nietig gevoel. De natuur dwingt in dit hoekje van de provincie Granada diep respect af.
Romeinse brug
Na ongeveer zes kilometer te hebben gelopen, valt ons oog voor het eerst op de Romeinse brug. De naam is een beetje misleidend, want ondanks het Romeinse uiterlijk, kwam er aan de bouw geen enkele Romein te pas. De brug werd namelijk pas in de twintigste eeuw gebouwd. Boven arriveren we op een plateau, waar een bord naar rechts wijst en de ‘senda del cura’ aangeeft.
Wij lopen door naar de Romeinse brug. Daar houdt het leukste gedeelte van de route op. De ‘terugweg’ leidt door een wat eentonig landschap. Er is weinig tot geen schaduw en de zon brand behoorlijk hardnekkig op ons hoofd. Bovendien stijgt de weg continu en dat valse plat is moordend voor onze toch al flink uitgedaagde spieren. We passeren wat ruïnes en zijn blij als we weer terug zijn in de schaduw bij de kerk in Bermejales waar de auto geparkeerd staat. We besluiten iets te picknicken aan de rand van het stuwmeer.
Prehistorie
Als je nog tijd hebt, kun je even naar de Dolmen de los Bermejales wandelen. Deze megalithische grafkamer ligt niet meer op zijn oorspronkelijke locatie en werd door een groep historici en experts verplaatst toen het water van het stuwmeer deze dreigde te verzwelgen. Steen voor steen lukte het hen de plaats voor eeuwige rust van zeer verre voorouders zestig meter hoger weer op te bouwen. Erin werden keramieken, stenen en koperen voorwerpen gevonden, wat botresten en vier schedels.
De grafkamer is gesloten, maar via de ingang zijn wel de muren van de gang die erheen leidt te zien. De grafkamer werd gevormd door in totaal zeven kernen die verspreid liggen over een gebied van 2,5 kilometer lang en 1 kilometer breed aan weerszijden van de nauwe kloof.
Eten en drinken
Restaurant El Cruce ligt het dichtstbij het begin/einpunt van de route in Los Pantanos de los Bermejales. Hier staat typisch Spaans, huisgemaakt ‘venta-eten’ op het menu voor een zeer schappelijke prijs. Er is veel plek om buiten op het terras te zitten. Verderop in Arenas del Rey is het eten in Café-Bar La Plaza ook goed met een uitgebreide keuze aan wijnen.
Praktisch
Vanaf Málaga rijd je in iets meer dan anderhalf uur naar het beginpunt van de route door de Montes de Málaga richting Granada of je kiest ervoor om de kust te volgen en bij Vélez-Málaga het binnenland in te rijden via de Puerto de Zafarraya. Woon je ten westen van Málaga dan is het een behoorlijke rit. In de buurt liggen enkele pensions en ‘casas rurales’ en in de zomer is de camping aan het stuwmeer waar ook bungalows te huur zijn wellicht een optie om de nacht door te brengen voor een interessant weekend.
Als je er toch bent, is het zeer de moeite waard om ook Alhama de Granada te bezoeken. Dit kleine zusje van Ronda balanceert net zo spectaculair op de rand van een kloof en heeft veel cultuurhistorisch erfgoed.