Spaanse wijnen worden overal ter wereld gedronken. Na Frankrijk en Italië is Spanje de grootste wijnproducent ter wereld. Bijna een miljoen hectares aan wijngaarden zijn goed voor 427.700 banen en bijna 4 miljard aan inkomsten voor de schatkist. Hoe is die hele handel in wijn eigenlijk ontstaan? We doken de geschiedenis in en gingen op bezoek bij Bodegas Osborne waar de Vinos de Jerez worden gemaakt, één van de eerste wijnsoorten die geëxporteerd werd.
Spanje is eigenlijk altijd al een wijnland geweest. Vandaag de dag wordt er dan wel vrijwel overal gebruik gemaakt van modernere technieken om de wijngaard te beheren en wijn te maken, maar de basisprincipes van wijn maken zijn hetzelfde gebleven. Nog steeds zijn het mensenhanden die de trossen druiven plukken en wordt de wijn gerijpt in grote vaten. Daar is sinds de Feniciërs de eerste wijngaarden plantten niets aan veranderd. De Spaanse cultuur en tradities zijn dan ook doordrongen van deze ‘godendrank.’
Ruim 3.000 jaar wijn in Spanje
De Feniciërs uit Libanon waren in 1.100 voor Christus de eerste buitenlanders die in Spanje voet aan land zetten. Dat deden ze in Cádiz, dat toen Gades heette. Zij waren degenen die de eerste georganiseerde wijngaarden aanplantten in die regio. De wijnen van Jerez zijn dan ook de oudste van Spanje. Toen al werden de wijnen geëxporteerd naar landen rondom de Middellandse Zee en waren vooral in Rome zeer geliefd.
De wijn was, gaan we vanuit, niet de reden voor de Romeinen om Spanje te bezetten maar zij pakten de handel wel meteen grondig aan. Er werden uitgebreide beschrijvingen gemaakt van de types grond die er in het gebied rondom Jerez voorkwamen, welk type druiven geschikt waren en hoe de diverse werkzaamheden voor het produceren van wijn moesten worden uitgevoerd. De wijnen uit Jerez werden naar alle uithoeken van het Romeinse rijk geëxporteerd.
Links: één van de oude sherry’s.
Rechts: Wijn die op transport gaat (www.sherry-wine.es)
Medicinale drank
Toen in de achtste eeuw de Arabieren een glas Andalusische wijn proefden wisten ze dat ze een goede reden moesten verzinnen om de wijngaarden in hun nieuwe vaderland in stand te houden. In sommige gevallen werden de druiven gedroogd tot rozijnen voor de legers van de kaliefs maar met het excuus dat wijn een medicinale drank was, konden de moslims deze gewoon drinken.
In 1264 heroverde koning Alphonso X het gebied rondom Jeréz op de Arabieren en verdeelde het land als beloning voor getoonde moed onder mensen uit zijn kringen. De enige voorwaarde was dat ze de grond moesten gebruiken om graan of druiven op te telen. Eén van die mensen was Fernán Ibáñez Palomino. De druivensoort die nu voornamelijk in het wijngebied ‘Marco de Jérez’ wordt geteeld is naar hem vernoemd: de Palomino druif.
Van Sherish naar sherry
In die tijd werd de wijn uit de regio rondom Jérez al geëxporteerd naar Groot-Brittannië. Koning Henry I stelde een ruilhandel voor: Engelse wol in ruil voor Sherish (de Arabische naam voor Jérez). Vanaf toen nam de wijnexport een grote vlucht. Aangezien de Spaanse schatkist inmiddels zoveel belastinginkomsten van de wijn ontving, vaardigde koning Enrique de Castilla een verbod op het vernietigen van druivenstruiken uit.
Ondertussen zaten de Spanjaarden zelf ook niet stil, ze veroverden grote delen van de wereld en exporteerden ook daar hun wijn naartoe.
Opnieuw was het vooral de wijn uit Jérez die overzees verkocht werd. De reden daarvoor was heel simpel, de havens van Puerto Santa Maria, Sanlúcar de Barrameda en Cádiz waren in die tijd de vertrekpunten voor vrijwel alle expedities naar de koloniën. De vaten wijn werden direct van de bodega’s door de smalle straatjes naar de schepen gerold.
Wijnrevolutie
De handel in wijn bleef maar groeien en dat betekende dat er ook steeds meer mensen bij betrokken werden. Niet alleen kwamen er meer buitenlandse investeerders, er kwamen ook buitenlandse handelaren naar Cádiz.
Tot dan waren het de producenten die de macht hadden. Zij maakten jonge wijnen en de handelaars, die volgens de geldende normen zelf niet mochten produceren, moesten het daar maar mee doen. De gildes hadden strenge regels over hoe alle taken van het proces uitgevoerd dienden te worden, van het plukken van druiven en het maken van wijnvaten tot het produceren van de wijn zelf. En dat was precies de reden waarom er uiteindelijk een revolutie uitbrak.
De handelaren merkten dat de smaak van hun klanten begon te veranderen, er was behoefte aan nieuwe soorten wijn. Bovendien zouden de jonge wijnen eigenlijk moeten worden versterkt met alcohol om niet te bederven tijdens de lange reis over zee.
De producenten hadden echter geen boodschap aan deze vraag vanuit de markt. Wijn langer dan een jaar in een vat laten zitten behoorde volgens hen niet tot de mogelijkheden. Ze waren bang dat er dan met wijn gespeculeerd zou worden en dat ze daardoor niet meer elk jaar al hun liters kwijt zouden kunnen.
Na jarenlang getouwtrek en rechtszaken moesten de wijnproducenten het onderspit delven. Dit zorgde voor een revolutie in het hele proces van het maken van wijnen. Omdat de wijn nu langer in het vat mocht blijven zitten, veranderden de technieken. Er werden hele nieuwe systemen bedacht om druivensoorten te mengen, de vaten op diverse hoogtes te bewaren (soleras y criadera) en het maken van wijnen die jaar in jaar uit dezelfde kenmerken hebben.
Met dank aan de buitenlanders
De Britse consul James Duff en de Franse Jean Hauri maakten deel uit van de groep handelaren die vanaf 1772 protesteerden tegen de geldende normen. Beide heren richtten een bodega op om de wijn uit Jerez vanuit El Puerto de Santa Maria te exporteren. Thomas Osborne Mann werd begin achttiende eeuw hun partner en breidde het bedrijf verder uit. In 1857 kwam de bodega, na het overlijden van de oprichters, volledig in handen van de familie Osborne.
Hoewel de wijnen uit Jerez dus al eeuwenlang overal ter wereld gedronken werden is het de Bodega Osborne die de sherry en brandy uit de regio ècht wereldberoemd maakt. In de bodega liggen vaten met daarop in krijt de naam van koningshuizen en adellijke families die hun eigen exclusieve wijn hadden. De schrijver Irving Washington liet na zijn verblijf in El Puerto vaten wijn naar de Verenigde Staten vervoeren en ook andere internationale beroemdheden uit de geschiedenis lieten thuis hun vrienden kennismaken met de wijnen uit het zonnige zuidwesten van Spanje.
Ook al heb je nooit een druppel wijn gedronken, de stier van Osborne heb je waarschijnlijk wel eens ergens gezien. In 1956 maakte Manuel Prieto dit logo voor de bodega, er werden toen 200 stieren van hout langs de Spaanse wegen gezet. Deze eerste versie was 4 meter hoog. In de jaren zestig werden ze vervangen voor een metalen versie van 7 meter hoog. In 1988 verandert de wet op de publiciteit langs wegen en zouden alle stieren verwijderd moeten worden. Dat leverde zoveel protesten op dat er uiteindelijk 96 zijn blijven staan, door iedereen gezien als een cultureel symbool in plaats van reclame.
Drink bewust
Je staat er waarschijnlijk nooit bij stil, maar die fles wijn die je opentrekt houdt een eeuwenoude maatschappelijke structuur levend. Generaties vatenmakers, telers, proevers, makers en handelaren die allemaal onderdeel van een lokale of regionale economie en gemeenschap zijn, kunnen blijven bestaan zolang er klanten zijn.
In het centrum van El Puerto de Santa MarÃa staan de eeuwenoude panden van de Bodega Osborne. In de bodega zelf liggen nog steeds duizenden vaten wijn te rijpen, andere delen van het pand zijn omgebouwd tot tentoonstellingsruimten waar je niet alleen alles kunt zien over de geschiedenis van het bedrijf zelf maar ook die van de wijn in de regio. De wijnen die je tijdens een rondleiding nog niet geproefd hebt kun je daarna bij het eten in het bijbehorende restaurant proberen.