“De grootste fout die je kunt maken is het succes van toerisme uitdrukken in aantallen toeristen. Je ziet nu in diverse steden dat bewoners de toeristen helemaal zat zijn, ze zijn een storende factor in het dagelijks leven geworden. In Barcelona hangen spandoeken met de tekst ‘toeristen wegwezen’ en ook in bijvoorbeeld Amsterdam begint de gemeente serieus na te denken over het indammen van het aantal toeristen.”
tekst en foto’s : Maria Kupers
Juan Ignacio Pulido is al jaren een van de toonaangevende professoren in Spanje op het gebied van duurzaam toerisme. Na zijn studie economie schreef hij zijn doctorale scriptie over de invloed van toerisme op de economie. Behalve dat hij op de universiteit doceert en coördinator is van de Master Gestión Estratégica Sostenible de Destinos Turísticos, doet hij onderzoek voor diverse projecten en wordt in binnen- en buitenland regelmatig gevraagd om op congressen te spreken.
“Het toerisme in Spanje is min of meer vanzelf ontstaan, zon en strand hadden een grote aantrekkingskracht op toeristen uit het noorden van Europa en bovendien was het goedkoop. De kusten werden volgebouwd met als enige achterliggende gedachte dat er geld in het laatje kwam. Op een gegeven moment kwam er serieuze concurrentie van andere landen rondom de Middellandse Zee en toen begon men meer te investeren in infrastructuur zodat Spanje dan in ieder geval nog betere kwaliteit dan de rest zou kunnen bieden. Maar het idee bleef altijd dat de aantallen toeristen de graadmeter voor succes vormen. Er werd moeite gedaan om het aanbod uit te breiden, aan de Costa del Sol heeft men bijvoorbeeld geïnvesteerd in golf, mensen die komen golfen willen nog wel een dagje naar het strand maar verder is het een ander type mensen dat andere dingen zoekt en een ander uitgavepatroon heeft. En toen kwam de crisis en lag alles stil.”
Toen het in het noorden van Europa weer beter ging kwam het toerisme weer op gang en daardoor is Spanje ook weer relatief snel uit de crisis gekomen. Daarna kwamen de aanslagen in Tunesië, Turkije en Egypte en gingen de touroperators op zoek naar veilige bestemmingen, Spanje was een uitstekend alternatief.
“Je hoort iedereen juichen over de grote aantallen toeristen die sinds drie jaar weer naar Spanje komen maar je moet niet vergeten dat het ‘geleende’ toeristen zijn, ze kiezen voor Spanje omdat het veiliger is maar zodra het weer enigszins kan zullen ze ergens anders naartoe gaan waar ook zon en zee is en de prijzen lager liggen.
” Spanje krijgt nu niet zoveel toeristen
omdat we een betere bestemming zijn,
anderen zijn simpelweg slechter.”
Volgens Juan Ignacio is het hoog tijd om serieus na te denken over wat Spanje wil met het toerisme. De miljoenen toeristen zorgen voor veel inkomsten, ruim 12% van het Bruto Nationaal Product komt uit de toeristische sector en tienduizenden mensen zijn in de branche werkzaam. “Die inkomsten zijn natuurlijk welkom maar we moeten ons wel afvragen wat de prijs is die daarvoor betaald wordt. Extra mensen betekent extra waterverbruik, meer gebruik van de infrastructuur, meer afval, gebruik van ruimte en impact op het milieu. En dan hebben we het nog niet eens over de invloed op de maatschappij, het sociale leven van de inwoners zelf. Je ziet nu in de steden dat de bevolking er genoeg van heeft, ze voelen zich niet meer thuis in hun wijken, hun buurtwinkels verdwijnen, de traditionele bar wordt vervangen door een hippe tent met bijbehorende hoge prijzen en woningen worden onbetaalbaar. Aan de kust hoor je nu nog niet zoveel protesten omdat die plaatsen ontstaan zijn vanwege het toerisme en het verwachtingspatroon van de inwoners dus anders is.”
De universiteit van Jaén is een van de weinige universiteiten die een specialisatie in de strategische planning voor toeristische bestemmingen aanbiedt. Een bestemming kan een heel land zijn maar ook een stad of regio of zelfs een specifieke bezienswaardigheid. “Ik ben ooit uitgenodigd door de Peruaanse regering om deel uit te maken van een projectgroep die een plan voor de toekomst van de Machu Picchu moest maken. De voorstellen die over tafel gingen waren allemaal gericht op groei van het aantal bezoekers. Ik stelde voor om het aantal bezoekers terug te brengen en werd letterlijk door de minister van toerisme de vergaderzaal uitgezet. Later hebben we een goed gesprek gehad en uiteindelijk is dat wel de focus geworden. Waarom moet het bezoeken van dat monument voor iedereen mogelijk zijn? Dat vind ik bijvoorbeeld ook van het Alhambra, een toerist stapt ’s ochtends met een lunch van het hotel in de bus, wordt bij het Alhambra uitgeladen, maakt wat selfies en gaat weer weg.
Wat voegt dat toe? Waarom zou je het niet exclusief maken, het zou de kers op de taart moeten zijn voor mensen die zich tijdens hun vakantie op de cultuur en geschiedenis van Andalusië richten. En die mensen kun je dan bijvoorbeeld een diner met traditionele gerechten gemaakt met lokale producten aanbieden in de patio van het Alhambra. Zo krijg je minder toeristen maar dit type toerist geeft over het algemeen meer geld uit dus per saldo zit je op hetzelfde bedrag en de kosten zijn minder.”
De studenten leren hoe ze een duurzame strategie voor een toeristische bestemming kunnen opstellen maar in de praktijk hebben ze te maken met politici en ondernemers. Politici kijken vaak niet verder dan vier jaar want dan zijn er weer verkiezingen, een strategie op lange termijn is voor hen niet heel interessant want daar zullen ze zelf niet de vruchten van kunnen plukken. Ondernemers denken vaak alleen aan inkomsten en zullen niet staan te springen als er gesproken wordt over minder toeristen. Maar toch wordt er op verschillende plekken wel gewerkt aan veranderingen.
De stad Málaga was twintig jaar geleden een plek waar je amper toeristen zag, men kwam aan het op het vliegveld en ging snel naar een van de kustplaatsen. De gemeente besloot zich te richten op cultuur en heeft de hele stad op de schop genomen. Het gevolg is dat Málaga nu wereldwijd bekend staat als een culturele bestemming en is daarmee een populairdere bestemming voor stedentrips is geworden dan Barcelona. Er is echter in al die jaren nooit echt sprake van een strategie geweest, pas dit voorjaar heeft de gemeente een strategisch plan goedgekeurd om de groei in de hand te houden zodat de sociale samenhang in de stad niet verstoord wordt.
Juan Ignacio werkt zelf mee aan twee projecten in de provincie Jaén. Hij maakt deel uit van het comité om het stadje Lucena door Unesco als City of Music te laten verklaren waardoor de stad aantrekkelijk wordt voor muziekliefhebbers. Daarnaast heeft universiteit in samenwerking met coöperaties van olijfboeren en gemeenten een project voor toerisme rondom olijfolie (oleoturismo) opgezet.
Toeristen gaan zelf olijven oogsten, ze laten persen en nemen dan hun eigen olie mee naar huis, op die manier maken ze kennis met het dagelijkse leven in de provincie waar de meeste olijfolie uit heel Europa wordt geproduceerd.
“Ik geloof er heilig in dat het mogelijk is om bestemmingen te heruitvinden. Kwestie van alle factoren afwegen en bepalen hoe je wilt dat de toekomst er uitziet. Dat kan ook met de Costa del Sol, er heerst een prima klimaat, je focus meer leggen op de link met het binnenland, gezondheid en welness en golf. Het strand blijft natuurlijk een trekpleister en daar is ook niets mis mee maar focus daar niet alleen op, dat levert een bepaalde vorm van armoede op.”
Rest natuurlijk de vraag waar Juan Ignacio zelf op vakantie gaat. “Voor mijn werk reis ik de hele wereld over en ik probeer overal 1 of 2 dagen langer te blijven om nog wat van de omgeving te zien. Voorheen ging ik in de zomer naar de Costa del Sol om aan de hoge temperaturen in Jaén te ontsnappen maar dat is me te druk geworden, ik ga nu meestal een paar weekjes naar Almería. Onze familie heeft een huis in de Sierra Cazorla, daar komen we altijd een week bij elkaar om te relaxen in de natuur. Andalusië blijft een prachtige en veelzijdige vakantiebestemming.”