Reis door de geschiedenis van Extremadura

Een uur rijden zonder iemand tegen te komen, rustige boerendorpjes, middeleeuwse stadjes, hier en daar een verkeersbord richting Portugal en ooievaars, vooral veel ooievaars.

De naam Extremadura betekent ‘extreem zwaar’. Een vakantie daar is echter helemaal niet zo zwaar. Een paradijs voor vogelliefhebbers, mensen die van sappige verhalen over de adel houden en zeker een must voor foodies die de traditionele keuken weten te waarderen.

De verhalen van een familie uit het boerendorp Barcarota geven een kijkje in het leven in Spanje na de burgeroorlog, dat was voor velen wel extremamente dura.

Tekst & foto’s: Maria Kupers.
Met dank aan de familie Serrano: Guille, José Maria, David, Jacinto, Félix, Purificación en Antonio.

Na het artikel over de Sierra Aracena (editie 45), kreeg ik de uitnodiging de grens van Andalusië over te steken en de deelstaat Extremadura te ontdekken. Na een zoektocht op internet kom ik tot de conclusie dat Extremadura uitermate interessant is en te groot voor één artikel. Ik besluit naar het zuidelijke deel van de provincie Badajoz te gaan en daarna dan nog even richting het noorden. Het is me duidelijk dat de stad Cáceres ook absoluut op mijn lijstje moet.

Rust van het platteland
Na bijna vijf uur rijden kom ik aan in Táliga, een dorpje met ruim 600 inwoners, drie bars en één Casa Rural. Nadat ik mijn koffer heb uitgepakt is het tijd om even de benen te strekken en het dorp te verkennen.

Dat is nogal snel gebeurd, een paar straten, gemeentehuis, een relatief grote supermarkt en dat was het dan. Uit het feit dat iedereen me nieuwsgierig aankijkt maak ik op dat het blijkbaar niet vaak voorkomt dat er blonde dames door het dorp lopen. Laat staan dat ze inwoners aanspreken met de vraag of het klopt dat er geen telefonisch bereik is. “Alleen Movistar doet het hier, voor de rest moet je naar de kruising met de provinciale weg gaan om te kunnen bellen. Het is een beetje primitief hier allemaal” verontschuldigt een bewoner zich.

Het schiet door mijn hoofd dat dit een prima plek zou zijn om een paar maanden te zitten om een boek te schrijven.

Spaans of Portugees?
Het schrijven van een boek staat nu niet op mijn lijstje dus ik pak de auto om de omgeving te verkennen. Na een rit van een half uurtje langs weilanden waar koeien onder bomen staan te herkauwen kom ik aan in Olivenza. Net als in Táliga staan hier ook twee, meestal verschillende, namen op de straatbordjes: in het Portugees en in het Spaans. Beide dorpen waren tot 1801 in handen van de Portugezen en men spreekt er nog steeds het ‘Portugés Oliventino’.

Na een ontbijtje (twee euro voor koffie en een broodje!) op het grootste dorpsplein van dit 12.000 inwoners tellende stadje, verken ik het centrum. Mooie straatjes, gezellige pleintjes en vooral heel veel leuke winkeltjes waar je dingen voor je interieur en kleding of schoenen kunt kopen die je niet zo snel elders zult vinden.

Ik blijf staan voor de etalage van de patisserie Casa Fuentes, hier moet ik toch écht even naar binnen. De eigenaresse vertelt me over de diverse soorten gebak die ze verkopen. Vanwege het verleden van Olivenza zijn er veel zoetigheden die van oorsprong Portugees zijn.

De bakkerij staat bekend om de Tecula Mecula, een taart van een soort amandelspijs met eigeel. Ze laat me een stukje proeven en ik ben meteen verkocht: niet te zoet, niet te zwaar en het smelt op de tong. Ik besluit een hele taart te kopen, die gaat later die dag vast in goede aarde vallen.

Familieverhalen
De uitnodiging om Extremadura te ontdekken kwam van de familie Serrano. Vader Jacinto (1951) is in Barcarota geboren en getogen. Hij woont er inmiddels al ruim vijftig jaar in Madrid maar komt nog elk jaar terug voor de Romeria. Zijn zoon José Maria (1976) komt ook uit Madrid naar het dorp, net als zoon David (1978) die met zijn zoon Guille (2014) uit Málaga de reis maken naar de plek waar ze in hun kindertijd altijd de zomer doorbrachten. Drie generaties die Barcarota als ‘mi pueblo’ beschouwen en me gastvrij ontvangen op hun jaarlijkse familiebijeenkomst met tante Purificación, oom Antonio, en neef Félix.

Volgens goed Andalusisch gebruik ben ik aan de late kant, maar een deel van de schuld komt voor rekening van Google. Die stuurde me een zandpad op dat weliswaar door een prachtig gebied met hier en daar een veehouderij ging, maar een enorme omweg bleek te zijn. De Romeria van Barcarota wordt gehouden bij de Embalse de Aguijon. Naast het stuwmeer is een groot recreatieterrein waar het hele dorp en omgeving zich heeft genesteld om de middag, avond en in sommige gevallen ook de nacht door te brengen. Overal tussen de bomen staan tentjes, geluidsinstallaties, hier en daar een paard en auto’s. Hele families en groepen vrienden komen deze zaterdag bijeen om samen te eten en feest te vieren.

Lunch met uitzicht
De Serrano’s hebben een plek met uitzicht op het meer weten te veroveren. Zo nu en dan komt er een groepje paarden met mensen in prachtige kleding voorbij. Hoewel het een warme dag is zwemt er niemand. “Dat mag niet, het is de drinkwatervoorziening voor ons dorp. Het is eigendom van de bewoners van het dorp zelf, tamelijk uniek in Spanje” vertelt tante. En dat is het begin van de vele verhalen die de familie over Barcarota en hun jeugd vertelt. Er blijken toch gegronde redenen te zijn voor de naam Extremadura.

Barcarota telde tot de jaren zestig 10.000 inwoners en was het centrum van de handel in allerlei agrarische producten. “Wij groeiden op in de tijd na de burgeroorlog, er was veel armoede” vertelt Jacinto Serrano. Met zijn zus haalt hij herinneringen op aan winters waar er een pak sneeuw in de straten lag en medeleerlingen blootvoets naar school gingen. Er was geen geld voor schoenen.

“De tijd dat de adel al het land in handen had was officieel dan wel voorbij, maar in Barcarota was nog steeds vrijwel al het land in handen van vier families. Er waren een paar mensen die net als wij geluk hadden en een eigen stukje grond hadden om in hun levensonderhoud te voorzien, de rest werkte voor een hongerloontje op het land van anderen.”

Linksboven: Purificación, Antonio en Félix. Linksonder in boom: Guille Rechts in boom: David. Onder boom: José Maria, Jacinto.

Laat het alsjeblieft regenen
Onderweg komen we langs een net gewit kapelletje waar Sant Isidoro staat. Er komen wat vrouwen binnen die het beeld aanraken en vragen om het alsjeblieft te laten regenen. Verder lijkt de belangstelling voor de religieuze achtergrond van deze dag minimaal.

Al wandelend vraag ik José María of hij in de toekomst terug zal blijven komen naar Barcarota, ikzelf heb helemaal niets met mijn geboorteplaats of die van mijn ouders. “Ik ben Madrileño maar voel wel een band met het dorp. Het is niet de meest mooie plek van Spanje maar hier brachten we de zomervakanties door, de hele dag buiten op het land. Het was fantastisch dus het zijn die herinneringen die mijn beeld kleuren. Ik weet niet of ik hier altijd zal blijven terugkomen als het oudere deel van de familie wegvalt maar weet wel zeker dat ik hier met een partner naartoe zou gaan, simpelweg omdat een deel van mijn verleden te laten zien.”

Er stroomt maar weinig water in de rivier dit jaar. Terwijl David, Guille en José Maria op zoek gaan naar de koeien die ergens verderop moeten staan, gaat de rest van het gezelschap in de schaduw zitten om verder te kletsen of even een dutje te doen.

Félix vertelt dat hij met veel plezier in het dorp woont. “Ik werk hier bij een accountantskantoor en ben betrokken bij het uitwisselingsproject met het stadje Bradenton in de Verenigde Staten. Elke twee jaar ontvangen we hier een groep mensen uit deze zusterstad en het jaar daarop gaan er mensen vanuit hier daar naartoe. Dat gebeurt nu al zestig jaar, Hernando de Soto kwam uit Barcarota en zette in Bradenton voor het eerst voet aan land en veroverde vanuit daar een deel van Amerika” vertelt hij.

De dorpsgeesten
Na een potje voetballen met broers, kleinzoon en opa is het tijd weer terug te keren. Inmiddels staat er een band op het podium bij het kapelletje en terwijl de zangeres een niet echt geslaagde poging doet ‘I will survive’ enigszins Engels te laten klinken, staan wij enthousiast te dansen.

Na al deze verhalen moet ik nu natuurlijk het dorp waar het allemaal om draait bezoeken. De heren staan erop me een rondleiding te geven vlak voordat de zon ondergaat. Functioneel en eenvoud overheersen, maar hier en daar staan een paar mooie panden.
Ze wijzen me op het huis van de ‘Primas de la Virgen’ en als we op een pleintje genieten van een drankje vertellen ze me de legende over het meisje van stand dat verliefd was op een jongen van boerenafkomst. Haar geest schijnt nog steeds over dat plein te dwalen. Ondanks dat de avond inmiddels gevallen is en het tijdstip voor spoken dichterbij komt zien we haar helaas niet.

Beetje toeren
De volgende dag besluit ik de rest van de omgeving te verkennen. Terwijl ik in een dorpje zit te ontbijten krijg ik via audiootjes allemaal tips van de familie en spreek met hen af die avond vogels te gaan kijken.

Het is rustig overal en ik bedenk dat deze wegen uitstekend geschikt zijn voor fietsliefhebbers. Vrijwel vlak, relatief goed wegdek en weinig verkeer. Ik ben onderweg al overal ooievaars tegengekomen, geen paal of toren zonder nest, dus ik besluit ze in het dorpje Almendral dan eindelijk ook maar eens op de foto vast te leggen.

En simpelweg omdat het kan steek ik de grens naar Portugal over. In dit grensgebied stroomt de rivier Alqueva, prachtig blauw met vele zijarmen. Overal staan kastelen en wachttorens, overblijfselen uit de tijd dat er om elke meter gevochten werd.

Waar zijn de vogels dan?
De provincie Badajoz staat overal bekend als een gebied om vogels te spotten. De ooievaars had ik dus al gezien en ook tijdens het autorijden heb ik al diverse grote roofvogels over zien vliegen. Om er nog meer te zien gaan we naar het Complejo Lagunar de la Albuera. De ingang van het wandelpad ligt enigszins verstopt tussen de volledig uitgedroogde graanvelden.
Guille leest ons enthousiast voor welke vogels er in dit moerasgebied te zien zijn en dat het mogelijk is dat we natte voeten krijgen. Dat laatste wordt door de volwassenen ernstig betwijfeld.

Na 10 minuten komen we bij een uitkijkpunt waar we in principe ongezien vogels zouden kunnen spotten.

Alles is echter zo kurkdroog dat er alleen maar wat kraaien aanwezig zijn. Guille vraagt zich bezorgd af hoe dat nu moet met die vogels. Ze vliegen per slot van rekening een heel eind en verwachten een plek te vinden om uit te rusten en te eten. Waar moeten ze nu dan naartoe? Daar hebben we niet echt antwoord op want we weten dat andere mogelijke stopplaatsen in Doñana en Fuente de Piedra in Málaga ook droog staan.

Ondanks deze zorgen over de aanhoudende droogte is het toch een genoeglijke avondwandeling midden in de natuur. In Barcarota nemen we afscheid, morgen gaan zij weer terug naar Madrid en Málaga. Ik rij nog even door, op zoek naar meer mooie verhalen uit de geschiedenis van Extremadura.

Delen:

Facebook
Twitter
LinkedIn

¿qué pasa?

culturele agenda van de provincie Málaga

Meer lezen

Een greep uit onze artikelen

Pure passie

Toegegeven, Noordeuropeanen zijn waarschijnlijk niet de meest gepassioneerde mensen op dit continent. We voelen ons

Lees meer»

ESpecial Life Magazine

over het goede leven in Spanje

Blijf op de hoogte van nieuwe artikelen over Spanje!
(max. 1 mail per maand)