Wie niet op de ‘borsten van Málaga’ heeft gestaan, kent Málaga niet echt.
Zo vertellen Malagueños elkaar. En het is waar dat je – naast het stilmakende panorama – in vogelperspectief de hele stad van oost naar west en noord tot zuid aan je voeten ziet liggen. En niet alleen dat: ook de baai van Málaga en de Montes de Málaga strekken zich verleidelijk voor je uit.
tekst en foto’s : Else Beekman
Ooit zag ik ‘las tetas’ regelmatig als ik een duik nam in de zee bij mijn toenmalige woonbuurt Pedregalejo. Inderdaad, twee glooiend en vrouwelijk gevormde bergen vlak naast elkaar die boven de skyline van de wijk El Palo aan de oostkant van Málaga opdoemen.
Vandaag gaan we deze Monte de San Antón, zoals de heuvel met twee toppen officieel heet, beklimmen. Een niet al te grote uitdaging. Om bij de metafoor van borsten in dit verhaal te blijven: we hebben hier te maken met een bescheiden cup A. De hoogste berg, ze verschillen net als veel echte borsten ietsje van formaat, is 507 meter. De westelijk gelegen berg met het kruis erop is 491 meter hoog. Het uitzicht vanaf hier vormt een goede compensatie voor het gebrek aan echte inspanning van deze relatief eenvoudige wandeling.
Hoe kom je er?
Als je hier eenmaal bent, móet je ook beide toppen met een bezoek vereren. De totale wandeling waar wij voor kiezen duurt slechts twee uur. Die is perfect te combineren met een lunch in een van de chiringuitos aan de boulevard van El Palo of Pedregalejo. We rijden met de auto naar El Palo, nemen afslag El Palo/Avd. San Sebastian Elcano en gaan gelijk links onder de snelweg door richting de urbanisatie Los Pinos de San Antón.
Als je dacht dat El Limonar de wijk met mooiste en duurste huizen van Málaga is, heb je het mis. Omringd door imposant hoge pijnbomen en dichte begroeiing rijden we langs prachtige villa’s. De een nog groter dan de ander en allemaal veilig achter hoge, beveiligde hekken, waar we slechts een spectaculair uitzicht kunnen vermoeden.
Via de Avenida de San Antón rijden we door naar de Calle Stradivarius, waar we voor een stenen bord met ‘San Antón’ erop bij het begin van een onverharde weg de auto parkeren.
Met de bus of vanuit het centrum
Wie niet over een auto beschikt, kan ook bus 11 nemen naar El Palo en uitstappen bij de halte Arroyo Jaboneras. Bus 11 begint op de Alameda Principal en rijdt dan via de Paseo del Parque helemaal langs de kust naar het oosten van de stad. Vanaf de halte volg je een tijd de (vaak droge) rivier al wandelend richting urbanisatie Los Pinos de San Antón.
Tijdens onze wandeling kwamen we iemand tegen die al in het centrum van Málaga aan zijn tocht was begonnen. Via het strand was hij naar Arroyo Jaboneras gewandeld om vanaf daar de klim richting ‘Las Tetas’ te starten. Dat kan ook, maar dan moet je wel erg vroeg weg om voor de lunch weer beneden te kunnen zijn.
De wandeling
De route leidt ons eerst noordwaarts over de onverharde weg en maakt al snel een scherpe bocht terug naar het zuiden. Dan volgt de eerste klim naar een uitzichtspunt, dat meer op een balkon lijkt. Hier krijg je vast een schitterend voorproefje van wat je boven op de toppen te wachten staat.
De Monte de San Antón ligt compleet in de gemeente Málaga en is een uitloper van het beschermde natuurgebied Montes de Málaga, het gebergte dat de stad aan de noordkant begrenst. De Monte de San Antón is net als grote broer El Torcal bij Antequera – een karststenen gebergte, waar dankzij de eeuwenlange erosie op de zuidhelling een abrupt uiterlijk met steile hellingen en rotswanden is ontstaan. Voor we de onverharde weg verlaten en een smal wandelpad betreden, passeren we nog een prachtige Johannesbroodboom. In dit jaargetijde komt er een typische geur vanaf die in de verte aan hele bittere chocola doet denken.
In sommige werelddelen worden de peulen gemalen en geroosterd en gebruikt om er alternatieve chocola van te maken. In Andalusië, waar de boom het meeste voorkomt, is deze beschermd. Een paar honderd meter klimmen verder zien we nog een paar bijzondere bomen. Het gaat om enorm hoge dennenbomen (Pinos halepensis). Deze hebben als enige een grote bosbrand in 2011 overleefd. De bomen vormen een ideale plek om even in de schaduw van het uitzicht te genieten. Bovendien zien we vanaf hier een kleine grot in de rotswand, waar we even naar toe wandelen. Later blijkt dat in diezelfde rotswand ook nog op tien meter hoogte een kleine witte Maagd is neergezet. Die hebben we helaas gemist.
Op een gegeven moment horen we gekletter van harde materialen en zien boven op de bergkam een man met klimtuig verschijnen. Hij gaat met een paar vrienden abseilen. Een groep tieners – met luid schallende discomuziek uit een van hun smartphones – passeert ons even later. De koploper vraagt hijgend hoe ver het nog is. Ze lijken aan het einde van hun latijn, maar komen ook van de kust. Op het kleine stukje waarbij we echt behoorlijk moeten klimmen, blijken gewone gympen toch af en toe te glad te zijn. Het gaat gelukkig goed en zo komen we aan op ‘het borstbeen’.
De glooiende helling tussen de twee toppen is drukbegroeid met ‘palmitas’ ofwel mini-palmboompjes (Chamerops humilis). Dit is de enige autochtone palmensoort die groeit op het Iberische Schiereiland.
Af en toe onze weg zoekend tussen die minipalmpjes die hier meer op struiken lijken, bereiken we de eerste top. Mooie grote rotsen vormen daar onze zetels vanwaar wij koninklijk uitkijken over Málaga. Het enige detonerende in ons panorama is de toren van de cementfabriek in Rincón de la Victoria. Pas nu zien we de logica van zijn positionering: erachter, vanaf zeeniveau niet tezien, ligt een enorme afgraving. Een complete berg is weggehakt. En dat waarschijnlijk allemaal voor de ongebreidelde zucht naar koopwoningen die al decennia deze kust beheerst.
Verder hebben we niets op ons uitzicht aan te merken en begrijpen we opeens hoe Málaga in elkaar steekt. We hebben zicht op El Palo in het oosten tot en met de monding van de Guadalhorce-rivier in het westen. We overzien alle wijken van oost naar west, de haven, de berg waarop het kasteel Gibralfaro ligt, het stuwmeer Limonero, de wijk La Malagueta, de Montes de Málaga en in de verte de Sierra de Mijas. En voor ons beneden de grote flats van Echevarría, het centrum van de drukke volks-, annex visserswijk El Palo.
De wandeling naar de andere borst is zo gedaan. Een ons tegemoet komende wandelaar had ons al gewaarschuwd: het uitzicht van die top is zo mogelijk nog mooier. We lopen naar het kruis, waar al een groepje mensen de beste stenen heeft ingenomen om te genieten van het uitzicht. Vanaf deze top kunnen we de Montes de Málaga prachtig zien. Nu is ook goed te zien waar de grens ligt van het beschermde deel. Dat is bedekt met een mooi, dik, donkergroen tapijt van bomen, terwijl de westelijke flanken dor, gortdroog en kaal erbij liggen met hier en daar een olijfboom of een ruïne. Ooit waren alle hellingen in dit gebied bedekt met eikenbomen. Die werden echter gekapt voor houtwinning. De vrijgekomen gebieden werden gebruikt voor landbouw, waaronder veel druivenranken. De druivenziekte Filoxera gooide echter roet in het eten en zorgde ervoor dat de Montes verlaten achterbleven. Met de herbebossing werd voorkomen dat Málaga nog meer overstromingen meemaakte.
Lunch in El Palo
Als we uitgekeken zijn, dalen we af naar de auto en rijden richting El Palo om daar wat te eten. Houd er wel rekening mee dat de boulevards hier en in het aangrenzende Pedregalejo erg populair zijn voor de lunch in het weekend, waardoor het vaak onmogelijk is om er te parkeren. Als je rond 13 uur een paar rondjes rijdt, ben je doorgaans de grote meute wel voor. Wij kozen er een uit de vele restaurants aan de boulevard. Vlakbij ligt ook El Tintero, het beroemde en enorm grote visrestaurant waar obers de gerechten al schreeuwend aanprijzen. Zie je iets lekkers, dan houd je de ober aan. Na de lunch wandelden we nog even naar de jachthaven El Candado aan het einde van de boulevard. Daar vanaf het einde van de lange pier in de zee konden we mooi Málaga’s borsten even vanuit een ander perspectief bewonderen en uitkijkend over de baai van Málaga even genieten van de zonsondergang boven de skyline van de stad.