Mijn achtjarige dochter gaat naar de publieke Catalaanse basisschool bij ons op de hoek. Toen we vijf jaar geleden voor haar een school moesten uitzoeken, leek ons dit het meest praktisch. En praktisch is het zeker. Zo komt ze nog steeds tussen de middag regelmatig thuis eten, wat onmogelijk was geweest als we voor een andere school hadden gekozen. Omdat mijn partner en ik allebei ook nog in dezelfde straat werken, hebben we nooit problemen met halen en brengen.Â
Zoals op alle openbare scholen in de regio Catalonië is Catalaans ook bij onze buurtschool de voertaal en wordt Spaans, wat bij ons thuis met een Argentijnse partner en vader het meest gesproken wordt, als vak onderwezen. Nu heb ik daar geen moeite mee, want stel dat ze later het Catalaans voor haar werk nodig heeft, dan heeft ze het in ieder geval geleerd. Een extra taal kan natuurlijk nooit kwaad.Â
Waar ik meer moeite mee heb, is dat de Catalaanse identiteit zo duidelijk aanwezig is. De tradities waarover ze leren, zoals de caga tÃo met kerst (een ‘poepende boomstam’ die ze hier bij de kerststal zetten, kom ik nog wel een keer op terug), de feesten die ze vieren (de Catalaanse feestdag Sant Jordi is de belangrijkste van het jaar), de liedjes die ze zingen. Het gaat eigenlijk zelden over Spanje, maar altijd over Catalonië. En dan mogen wij nog blij zijn dat we als ouder tijdens de gesprekjes met haar docent gewoon in het Spaans kunnen communiceren. Op de meeste publieke scholen in de stad en regio is dat not done. Maar vanwege het multiculturele karakter van de school bij ons in de straat, hartje centrum, zijn de docenten al blij dat ze überhaupt goed met iemand kunnen communiceren.Â
Nu duurt het schooljaar hier natuurlijk een stuk minder lang dan in Nederland (die hitte hè?!). Dochterlief heeft al sinds 23 juni vrij. En pas op 6 september wordt ze weer op school verwacht. De tussenliggende weken vullen we op met een vakantie, uitgebreid bezoek aan Nederland, theaterlessen én drie weken lang doet ze mee aan de zomertaalweken Nederlands die hier georganiseerd worden.Â
Een ver-a-de-ming. Even geen Catalaanse gedoe. Elke dag een ‘kringetje van jongens en van meisjes’ maken. Anne Frank, pannenkoeken bakken, korte en lange klinkers. En omdat de school waar deze taalweken worden georganiseerd in een ander deel van de stad zit, kunnen we er zelfs naartoe fietsen! Hollandser wordt het niet.Â
Ik vind het een enorme luxe dat ik haar op 1500 kilometer afstand zo toch meer kan bijbrengen over de Nederlandse taal en cultuur. Straks keert ze dan wel weer terug naar haar Catalaanse bubbel, ze is hoe dan ook een ervaring rijker. En hopelijk beseft ze ook dat Catalonië niet op alle scholen het middelpunt van de wereld is.Â