Je woont of verblijft lange tijd in Spanje en in principe red je je prima. Maar er zijn van die dingen waar je het fijne weleens van wilt weten. ESpecial Life duikt achter de schermen van de Spaanse maatschappij en spreekt met Spanjaarden met een interessante functie.
Tekst & beeld: Maria Kupers
Het Spaanse onderwijssysteem zit net even anders in elkaar dan dat in Nederland of België. Kinderen zijn leerplichtig tot hun zestiende en dat is meteen ook het enige onderdeel van de onderwijswet dat al jaren vastligt. De eisen die aan de leerlingen worden gesteld en de structuren binnen de scholen veranderen zodra er een andere regering komt. Er is dus totaal geen sprake van stabiliteit in het onderwijs en dat heeft zijn weerslag op het hele systeem en de resultaten van de leerlingen. In vergelijking met andere landen scoren Spaanse leerlingen op vrijwel alle vakken lager en verlaten zeer veel leerlingen het voorgezet onderwijs zonder een diploma op zak, in Andalusië ligt het gemiddelde op bijna 25%.
Miguel Novo Martín (38) is docent op het Instituto de Educación Secundaria La Rosaleda in Málaga. Op deze school voor het voorgezet onderwijs wordt ook beroepsonderwijs, Formación Profesional, gegeven. Miguel geeft les aan de leerlingen van de hogere beroepsopleiding Animación de actividades físicas y deportivas. In twee jaar tijd worden de leerlingen klaargestoomd voor een baan als gids voor diverse activiteiten in de natuur, trainer en sportactiviteitenbegeleider. “Ik ben altijd al een liefhebber van sport geweest en wist al vrij jong dat ik in mijn werk iets gerelateerd aan gezondheid wilde doen. Ik koos voor de Faculteit Sportwetenschappen van de Universiteit van Granada.” Na die opleiding besloot hij het onderwijs in te gaan maar in Spanje heb je aan een universiteitsdiploma niet genoeg om bij de overheid aan de slag te gaan. Je moet toelatingsexamens doen om in aanmerking te komen voor een baan als ambtenaar.
Het systeem van de oposiciones
In België en Nederland volg je een lerarenopleiding voor basisonderwijs of voortgezet onderwijs, je solliciteert op een functie bij een school en gaat aan het werk. In Spanje werkt dat net even anders. Om docent (maestro) te worden in het basisonderwijs doe je een lerarenopleiding aan de universiteit waarin je een aantal basisvakken leert. Er wordt echter niet veel aandacht besteed aan de praktijk, elk jaar stagelopen zoals dat in Nederland en België gebruikelijk is gebeurt in Spanje niet. Voor docenten (profesores) aan het voortgezet onderwijs geldt dat ze een vakopleiding aan de universiteit hebben gevolgd, bijvoorbeeld Engels of wiskunde. Als je dan je diploma op zak hebt moet je aan een heel nieuwe studie beginnen: de oposiciones. Aangezien docenten in dienst van de overheid komen worden ze ambtenaar en dat is in principe een baan voor het leven. Waarschijnlijk om te voorkomen dat mensen via vrienden of familie een baan bij de overheid zouden bemachtigen is ooit het systeem van de oposiciones ingevoerd. Dat zijn examens die voor elke beroepsgroep verschillend zijn en die jaren van studie vereisen.
“In de tijd die ik heb besteed aan het studeren voor de oposiciones had ik drie universitaire opleidingen kunnen doen” vertelt Miguel. “Om als docent lichamelijke opvoeding aan de slag te kunnen gaan moet je zeventig thema’s uit je hoofd leren, bijvoorbeeld de regels van een bepaalde sport, het begeleiden van groepsactiviteiten en het geven van eerste hulp. Tijdens het examen met open vragen moet je dan antwoorden geven over het thema dat men gekozen heeft. Het nadeel van open vragen vind ik dat het resultaat heel erg afhangt van degene die het examen corrigeert. Als die je schrijfstijl niet goed vindt of een verkeerde dag heeft heb je al snel een onvoldoende. Bij de examens om arts te worden wordt gebruik gemaakt van meerkeuzevragen, dat is mijns inziens een beter systeem. Daarna is er nog een mondeling examen en dat is het dan. Er wordt helemaal niet beoordeeld op vaardigheden, de correcte antwoorden op papier schrijven is echt iets anders dan daadwerkelijk les kunnen geven.”
Nooit zeker waar je gaat werken
Als een deelstaat onderwijspersoneel nodig heeft worden de examens uitgeschreven en daar doen dan duizenden mensen aan mee. Degenen met de meeste punten komen op een lijst te staan en kunnen gebeld worden om in te vallen op plaatsen waar om welke reden dan ook geen docent beschikbaar is. Miguel heeft in de afgelopen vijftien jaar op meer dan twintig scholen gewerkt. Soms in de buurt van zijn woonplaats Granada maar ook in dorpjes op honderden kilometers afstand. “Ik ben eraan gewend maar je hebt dus geen enkele vastigheid, je gaat waar ze je naartoe sturen.” Hoe langer je als invaldocent werkt hoe meer punten je verzamelt. En die punten tellen mee bij de toelatingsexamens voor een vaste baan. Je kunt echter ook de plek voor die vaste baan niet zelf kiezen, de overheid stuurt je naar een plek waar de vacature beschikbaar is. En als je daar lang genoeg zit en dus meer punten verzamelt kun je uiteindelijk meedingen naar een functie die wel in de buurt van een plaats waar je graag wilt wonen is.
“Lesgeven is mijn passie dus deze ongemakken neem ik voor lief. Ik heb geluk dit jaar, ik geef les aan een beroepsopleiding en heb dus te maken met leerlingen die gemotiveerd zijn, het is voor het hele schooljaar en Málaga is relatief dichtbij Granada dus de reis naar huis in de weekenden is niet heel lang. En vergeet niet, er is geen andere baan waarbij je gedurende het jaar zoveel vrije dagen hebt, de lange vakanties stellen me in staat om te reizen en dat vind ik ook belangrijk.”
De jeugd van tegenwoordig
Miguel is bevoegd om op het voortgezet onderwijs (ESO) les te geven maar ook op de vooropleiding voor de universiteit (Bachillerato) en de middelbare en hogere beroepsopleidingen voor sport. “Dit jaar is het voor het eerst dat ik doceer aan studenten van de Formación Profesional. Per trimester geef ik meerdere lesblokken die allemaal een ander onderwerp hebben. Zo behandelen we bijvoorbeeld het organiseren van activiteiten voor gehandicapten, de werking van het menselijk lichaam en de vereisten voor een goede gezondheid, werken in teams en de details en benodigdheden voor diverse sporten. Ik geef 20 uur les per week maar besteed zeker twee keer zo veel tijd aan de voorbereidingen.”
Volgens Miguel is er een groot verschil tussen de leerlingen van het voortgezet onderwijs en diegenen die het beroepsonderwijs volgen. “In het voortgezet onderwijs heb je vaker te maken met leerlingen die echt totaal geen zin hebben om te leren. Ze zijn eerder geneigd een grote mond te geven en gewoon hun eigen gang te gaan. Als dat voorkomt ga ik altijd het gesprek aan, door te luisteren en tegelijkertijd duidelijk te maken wat de normen en waarden in mijn leslokaal zijn. Daardoor verbetert de situatie meestal wel.” Hij heeft in de loop van de jaren wel gemerkt dat de situatie op school veranderd is. “Ouders zijn nog weleens geneigd te zeggen dat wij hun kinderen normen en waarden moeten bijbrengen, ik zie hun kind 2x per week een uur, dat is dus niet realistisch. Als er problemen zijn dan wordt dat met de mentor van de leerling besproken en die neemt vervolgens contact op met de ouders.” De jaren van de crisis hebben volgens hem grote invloed gehad op het niveau van de leerlingen. Niet alleen presteren kinderen slechter als er thuis problemen zijn. Ook gezinnen waar het normaal was om naar musea of het theater te gaan of andere uitstapjes te maken waar ze nieuwe ervaringen en kennis opdoen konden zich deze luxe niet meer permitteren. Dat heeft gevolgen voor het algemene culturele niveau van een hele generatie.
Het schooljaar zit er weer bijna op, leerlingen hebben examen gedaan, docenten hebben gewikt en gewogen over de cijfers en het is tijd voor een lange vakantie. Miguel heeft de huur van zijn appartement in Málaga opgezegd en gaat op reis naar Peru. In september hoort hij op welke school hij komend jaar les gaat geven.